Allerzielen (Periode 4)
Het boek ‘Allerzielen’ is geschreven door Cees
Nooteboom. Cornelis Johannes Jacobus Maria (Cees) Nooteboom is een schrijver
van voornamelijk poëzie, reisverslagen en romans. Hij is geboren op 31 Juli
1933 in Den Haag. In zijn jeugdjaren was hij een vervelend jongetje, en werd
van school gestuurd. Na de dood van zijn vader bij een bombardement, is hij
door zijn stiefvader op kostscholen gezet en heeft alsnog zijn middelbare
school afgemaakt. Hij zwierf door Europa heen en schreef er een boek over. Dit
bleek een succes en spoorde hem aan om meer boeken te schrijven, zo ook
Allerzielen
Allerzielen speelt zich af in het jaar 1998.
De hoofdpersoon, Arthur Daane, is producent en cameraman van speciale
documentaires. Hij reist de hele wereld af voor deze documentaires af. Hij is
geboren Amsterdammer en is net klaar met het gymnasium af. Zijn vrouw Roelfje
en zoontje Thomas zijn bij een vliegtuigongeluk tijdens de vlucht van Schiphol
naar Malaga omgekomen. Arthur verblijft in Berlijn, want hijzelf heeft geen
vaste verblijfplaats. Arthur heeft veel vrije tijd (tussen de filmopdrachten
door) en heeft hierdoor veel tijd om na te denken. Met zijn grote fantasie denkt
hij dan ook constant over alles na. In het begin ontmoet Arthur Victor. Victor
is een Nederlandse beeldhouwer die beschikt over veel Duitse kennis. Arthur
leeft zoals zijn beroep, hij filmt en aanschouwt alles, hij neemt geen deel aan
het leven. In een flashback heeft Arthur een gesprek met zijn vriendin Erna.
Erna probeert Arthur's leven weer op de rails probeert te krijgen. Na een
wandeling door Berlijn gaat Arthur een soort café waar voornamelijk wijn
gedronken word binnen waar hij Arno Tieck en Zenobia Stejn ontmoet. Arno is een
Duitse filosoof. Zenobia is de tweelingzuster van Arno's vrouw Vera. Beide
zussen zijn van Russische afkomst. Vera is schilderes en Zenobia is astronoom.
De vier vrienden brengen veel tijd samen door in het café. De rest van zijn
dagen in Berlijn vult Arthur met het lezen van kranten in de openbare
bibliotheek van Berlijn. Hier komen we dan ook voor het eerst Elik Oranje
tegen. Hun ontmoeting is stom toeval maar de tweede ontmoeting maken ze een
afspraakje om wat te gaan drinken. Elik blijkt een Nederlandse moeder en een
Marokkaanse vader te hebben. Haar vader kent ze niet. Elik is studente en volgt
in Berlijn haar lessen. Ze doet onderzoek naar een Spaanse koningin die een
tragisch maar heldhaftig leven leidde in de middeleeuwen. Arthur en Elik krijgen
een affaire, maar staan zichzelf niet toe een relatie op te bouwen. Arthur
krijgt een opdracht om voor de BRT naar Estland af te reizen om een
documentaire te filmen. Arthur vertrekt zonder afscheid te nemen van Elik. Weer
terug in Berlijn wordt hij door zijn vrienden op de hoogte gebracht van het
feit dat Elik naar Spanje is vertrokken om meer inzicht te krijgen in haar
koningin. Arthur reist haar achterna, en ontmoet haar in de bibliotheek van
Madrid. Elik heeft een abortus laten plegen, omdat ze van hem in verwachting
geraakt was. Arthur is woedend en wil haar nooit meer zien. Hij dronk zichzelf
dronken en later die nacht wordt hij door twee mensen het ziekenhuis
ingeslagen. Na 2 weken in coma gelegen te hebben, is het bijna 2 november. De
zielen van de gestorvenen kijken het hele jaar uit naar 2 november, die ene dag
waarop ze herdacht worden, echter is het voor Arthur Daane iedere dag Allerzielen.
Ik vind Allerzielen geen liefdesverhaal,
maar meer een avonturenverhaal, omdat de hoofdpersoon allemaal reizen maakt, en
bovendien de affaire weinig met liefde te maken heeft. Berlijn word in het boek
gedetailleerd beschreven en je kan er mooie wandelingen maken. Het verhaal
speelt zich af vlak na de val van de Berlijnse muur en is er veel afkeer tegen
de Oost-Duitse bevolking. Ik vind Arthur niet ontheemd, omdat hij geen vaste
verblijfplaats heeft, dus hij heeft niet echt een huis, maar hij kan zich wel
ergen thuis voelen, dus daarom ben ik het daar niet mee eens. Hij voelt zich
thuis in Berlijn omdat er gezellige en leuke mensen wonen. Hij ontmoet onder
andere Arno Tieck, Zenobia Stejn, Elik, Vera en nog veel meer. Elik Oranje is een studente waarmee Arthur
een affaire meekrijgt.
Ze is zacht van aard, maar heeft een
slechte jeugd gehad, omdat ze liefdeloos werd opgevoed.
Daardoor is ze zeker getekend, want ze
ondervind elke dag de gevolgen er van (ze wil geen relatie met iemand). Het
boek eindigt heel triest en het citaat ‘De ondergang van Kasj’ van Robert
Calasso kenmerkt juist de tragedie.
Recensieopdracht
Ik vind dat de mening van de recensente niet duidelijk naar
voren komt, echter lijkt het alsof zij de manier van schrijven van Nooteboom
bewondert. De recensie is meer een uiteenzetting over waar de tekst inhoudelijk
overgaat. Zoals over het Duitse verleden dat iedere keer weer terugkomt in het
boek, bovendien word er in het boek vaak gesproken over ‘wij’ wat verwijst naar
de lezers.
Mijn mening over het boek is dat het mooi geschreven is, de
tijd/plaats spreekt me aan, het verhaal is leuk, alleen vind ik het ietwat
langdradig en diepzinnig in negatieve zin. Ik ben het met de recensente eens over het feit dat het boek mooi
geschreven is. Ik ben het alleen niet eens met de argumentaties: ik vind ze
langdradig(vooral als Arthur over zijn vrouw en dochter filosofeert, maar de recensente vind ze mooi.
Keuzeopdracht
4 nieuwe titels voor het boek zijn:
Keuzeopdracht
4 nieuwe titels voor het boek zijn:
- Cameraffaire, een samenvattende titel
- De reiziger, een titel wat de bijzaken samenvat
- Verloren, een aansprekende titel die staat voor enige emotie
- Het leven van een avonturier, een algemene titel
Gedicht1
Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.
Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo'n dode aan,
met flinke pas.
Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?
Dit gedicht is geschreven door Willem Wilmink
Dit gedicht gaat over Allerzielen, alleen vind ik hem ietwat negatief geschreven.
Allerzielen is dan ook niet een positief onderwerp, maar je kan het wel opfleuren door middel van een betere woordkeuze, structuur & zinsbouw.
Een ander gedicht wat ook deels met dit thema (ook geschreven door Willem Wilmink) :
Dood zijn duurt zo lang
Het is niet fijn om dood te zijn,
soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.
soms maakt me dat een beetje bang.
Het doet geen pijn om dood te zijn,
maar dood zijn duurt zo lang.
Als je dood bent, droom je dan?
En waar droom je dan wel van?
Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?
En waar droom je dan wel van?
Droom je dat je in je straat
langzaam op een trommel slaat?
Dat iemand je geroepen heeft?
Droom je dat je leeft?
Maar ach, wat maak ik me toch naar,
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.
het duurt bij mij nog honderd jaar
voor ik een keertje dood zal gaan.
Ik laat vannacht een lampje aan.
Beide gedichten gaan over de dood (Allerzielen is een herdenkingsdag waar alle overledenen herdacht worden).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten